Beste vrienden van de Zee van Pelgrim Antonio,
Na een zeer intense reis (zie: deel 1), niet makkelijk maar bijzonder mooi, zijn we alweer ruim een maand terug uit Canudos. Midden in de Hollandse drukte zoeken we nu tijd om alles te laten bezinken. Nooit eerder hadden we zoveel moeite om terug te komen.
Onderweg werden we gevoed door vonkjes en zonnestralen, die ons op de been hielden. Figuurlijk, maar ook letterlijk – met onze ontstoken gewrichten stond het huilen ons vooral ‘s ochtends vaak nader dan het lachen. Gelukkig hebben we de Chikungunya inmiddels grotendeels overwonnen. Maar diep in de put, waar we regelmatig zaten, deden de vele reacties die we op onze vorige nieuwsbrief mochten ontvangen ons ontzettend goed. Jullie droegen ons mee en dat voelden we: de Boot van Pelgrim Antonio liet ons niet zinken, maar deelde het noodweer en de hoge golven met ons. Nogmaals heel veel dank hiervoor. Steun is een krachtig goed, dat we elkaar als mensen kunnen geven.
Twaalf dagen nadat de ziekte onze plannen had opengebroken pakten we, al strompelend, weer een puntje van de draad op. Reizen zat er nog niet in, dus moesten de afgelegen dorpen waar we de film hadden gemaakt nog even wachten. En omdat we ‘s avonds altijd volledig uitgeblust waren, zochten we plekken waar we de film overdag konden laten zien. Tegenover het huis waar we zaten was een schooltje, waar we een vertoning voor de kinderen hielden, gevolgd door een tekenwedstrijd over wat hun het meest aansprak. Prachtige tekeningen leverde dit op. En het smaakte naar meer, dus legden we contact met andere scholen in de regio.
Wat is contact leggen toch eenvoudig: je stapt een school binnen waar je niemand kent, vraagt naar de directrice, vertelt over de film en de Reizende Bioscoop, en nog geen tien minuten later zit je aan diezelfde tafel al de vertoningsdatum op de posters in te vullen. Om blij van te worden.
Wat we niet wisten, was dat er onverwachts iemand uit de film op zo’n school zou zitten. Daniel – de jongen die in de film vertelt hoe de haaien de tenen van zijn oude opa op zullen eten als hun land ooit zee wordt – woonde toen wij hem leerden kennen 60 kilometer verderop. Maar in een grote zaal met meer dan 200 leerlingen werd er toen hij in beeld kwam ineens uit alle hoeken gelachen, gejoeld, geroepen: “Dat is Daniel!” En ja hoor – midden in de zaal zat hij glunderend, lachend, een beetje verbaasd en verlegen, te kijken naar de plaatjes van zichzelf en zijn opa. Toen was hij negen jaar, nu zeventien.
Na afloop vertelde hij dat het een totale verassing was geweest: hij kon zich niets meer van ons herinneren, en dat wij hem ooit hadden gefilmd. Hij vond het heel bijzonder, zijn opa en zichzelf terug te zien. Vorig jaar woonden ze nog samen in zijn geboortedorp Rasinho, maar kort voor z’n 100ste verjaardag overleed de goede oude Mané Cantinho. Sindsdien woont Daniel met zijn moeder in het dorp waar deze school staat.
Terug bij de houtdraagsters
Rasinho – daar woonde ook Otacila, die met haar dochters en kleindochters hout gaat halen. Het weerzien was zo ontzettend warm, hartelijk, prachtig. En oh wat flonkeren haar ogen nog steeds als ze lacht!
Ze zag er goed uit, alleen het houthalen laat ze nu over aan een volgende generatie. Ze is 77 en heeft in haar leven genoeg gesleept. Bij haar smikkelden we alledrie van de lekkerste maaltijd van de hele reis: doodgewone rijst met bonen. Of die nu zo lekker was door het houtvuur waarop het was gekookt, of door de liefde die erin zat, wie zal het zeggen…
Driemaal hebben we hun dorp opnieuw bezocht, er gelogeerd, én nog een keer meegelopen met het houthalen – acht jaar later. Opnieuw werden we geraakt door de kracht en tevredenheid van deze vrouwen, en de liefde voor hun dorp en streek waar ze nooit weg zouden gaan. We spraken hierover met Eva, een jonge vrouw van 22 jaar. Haar twee kleine kindjes huppelden door het zand om haar heen, terwijl ze lichtvoetig thuis kwamen na een tocht van meer dan een half uur met een loodzware houtbundel op haar hoofd. We hebben geprobeerd hem op te tillen, maar dat zag er belachelijk uit en is niet echt gelukt.
Behalve tranen om het weerzien waren er ook tranen van verdriet. In Rio do Vigário hoorden we dat Balbino er niet meer is. De man die, al turend in de verte met een schaal versgesneden cactusbladeren op zijn hoofd, het beeld is geworden van onze film, op de posters en de dvd-hoes. Voor Iracema, zijn vrouw, was het moeilijk en emotioneel om hem ineens in de poster terug te zien. Maar ook heel mooi. En het hele dorp – in feite zijn ze allemaal familie – kwam om posters vragen, om op te hangen als aandenken aan hem. Hij overleed begin 2014 aan prostaatkanker, nadat hij de ziekte twee jaar lang tegenover zijn eigen familie had verzwegen, waarschijnlijk uit schaamte. “Hij stierf stil als een vogeltje” vertelde Iracema.
We dachten terug aan de tijd toen we de poster ontwierpen. Voor ons gevoel móest het deze foto zijn, maar Balbino zelf kwam niet meer in de film voor, en daarom hebben we maanden lopen dubben en telkens weer andere beelden geprobeerd, tot we de knoop doorhakten. En dat waren precies de maanden waarin Balbinos ziekte boven water kwam en hij uiteindelijk overleed. Wonderlijk. En nog zo’n klein wondertje: toen we Iracema ontmoetten en de tranen waren gedroogd, zei ze dat ze haar ogen niet kon geloven – de dag daarvoor had haar zoon, die inmiddels zelf een gezin heeft, gezegd: ”dat echtpaar van de film, die lang geleden hier waren, zijn nooit meer teruggekomen.” En boem – een dag later stonden we aan haar hek.
De enige witte muur in het dorp was al lang niet meer wit, dus het kwam goed uit dat we verf en rollers hadden meegebracht. De filmavond voelde alsof het hele dorp samen gezellig in een enorm warm bad zat. Er werd ontzettend veel gelachen, soms gehuild, en na afloop was er voor meer dan honderd mensen taart en frisdrank.
En dan was er nog het derde dorpje waar we hadden gefilmd – zes huizen aan de ene kant van een droge rivier, drie aan de andere. Daar woonden de inmiddels 99-jarige Altina met haar radio en ezels, en Maria de Lurdes, de jonge moeder die in de film haar zoon de borst geeft. Negen kleine huisjes, ver weg van alles, met een lange geschiedenis van dronkenschap en geweld. Meisjes die op hun twaalfde trouwen, en wiens mannen elkaar tijdens ruzies vermoorden. Of arbeidsongeschikt maken, waarna ze een uitkering krijgen die ze liever opzuipen dan mee naar huis brengen, zodat vrouw en kinderen honger leiden. Onze buurman van acht jaar geleden, de vriendelijke João de Barro, was inmiddels gevlucht nadat hij onze andere buurman had doodgesneden. Een groter contrast met de houtdragende vrouwen van Rasinho was nauwelijks denkbaar. Het was ontzettend spannend om hier terug te komen, we wisten niet wat ons te wachten zou staan.
Op de weg erheen zakten we opnieuw met de auto weg in het mulle zand – precies zoals acht jaar geleden. Toen we er eindelijk aankwamen waren het toch bijzonder mooie en belangrijke ontmoetingen. Maar al snel werd duidelijk dat de vertoning die we daar wilden houden niet door kon gaan: de mensen aan de ene kant van de rivier hebben ruzie met die aan de andere, en bijna niemand zou de droge bedding oversteken om de film aan de overkant te gaan zien. We besloten ze naar neutraal terrein te brengen. Een dag later stond er een vertoning gepland in een ander dorp in de buurt, en we huurden een bus die ze daar heen zou brengen. Helaas kwamen heel veel mensen niet mee. Te oud, of bang om in een bus te rijden, of gewoon niet gewend om het dorp te verlaten. Voor degenen die wél kwamen was het een heel bijzondere ervaring. Het werd de meest stille en geconcentreerde vertoning van de hele tournee, zelfs al waren er veel kinderen bij. Daarna verdween hun bus weer in de pikdonkere nacht met ontelbare sterren.
Met deze reis kwam ook het besef dat we allemaal 8 jaar ouder zijn geworden. Zangeres Maria do Carmo had altijd al een wankele gezondheid, waarover ze veel klaagde maar ook grappen maakte. Maar deze keer hoorden we haar kreunen van de pijn. We brachten haar naar het ziekenhuis, maar de hulp was zo slecht dat we ons hart vasthielden. We vragen ons af hoe we haar nog verder kunnen helpen. Een moeilijke vraag, waar we nog geen bevredigend antwoord op hebben gevonden. Wel hebben we foto’s van haar gemaakt, die we graag aan een arts in Nederland zouden voorleggen. Dus bij deze een oproep: ben jij toevallig arts, of is er in je nabije omgeving iemand die even met ons zou willen praten? We horen het graag.
Uiteindelijk zijn dit maar een paar flarden van alles wat we hebben meegemaakt, en past deze reis onmogelijk in een nieuwsbrief. Over de ruïnes van Canudos, over Wifi in het huis van Otacila de houtdraagster, en over zoveel andere dingen hebben we nog helemaal niets verteld. Veel mensen hebben al aangegeven dat ze graag méér horen, en daar komt zeker de mogelijkheid toe. We willen binnenkort één of twee avonden organiseren met beelden en verhalen van onze reis. We houden jullie op de hoogte.
Van de 15 vertoningen die we hadden gepland konden er uiteindelijk 11 doorgaan. Maar terugkijkend ligt voor ons gevoel de essentie van deze reis ergens anders: in de aandacht die we konden hebben voor alle lieve mensen die we in Canudos hadden leren kennen. Het feit dat hun wezen en hun verhaal voor ons zo bijzonder waren dat we opnieuw naar deze verre, dorre streek terugkwamen, betekende voor hen ontzettend veel. Dat onze liefde voor hen en hun land zo voelbaar was. “Bedankt dat jullie van Canudos houden” schreef iemand in het gastenboek.
Dit wensen we jullie toe, en ook onszelf – dat we deze liefde en aandacht ook in de eeuwige drukte waarin we hier leven, aan elkaar kunnen geven. Dan zijn we rijk.
Hartelijke groeten en graag tot ziens,
Susanne & Mendel