Beste vrienden van De Zee van pelgrim Antonio,
Het is 9 uur ‘s ochtends, en de hitte van de dag plakt zich alweer aan ons lichaam vast. Tijd om eindelijk een nieuwsbrief uit Canudos te schrijven.
De ziel gaat te voet
De prachtige lange busreizen, die voor ons altijd een hoogtepunt waren van de reizen hier, zijn er ditmaal helaas bij ingeschoten. Door de problemen met Mendels been waren we bijna een week later uit Nederland vertrokken. Om de vertraging in te halen en om het been zelf te sparen hebben we het binnenlandse deel van de reis ditmaal gevlogen. Maar eenmaal aangekomen in de Sertão ontdekten we dat we ontzettende moeite hadden hier te landen. De busreizen waren, na de grote drukte vóór vertrek uit Nederland, altijd een uitstekende manier om in de vertraging terecht te komen die zo hard nodig is als je hier echt helemaal wilt kunnen zijn. Om mee te draaien in een wereld waar het leven niet zo zeer draait om het doen, maar om het zijn. Om te kunnen zien, horen en voelen in plaats van vooral druk bezig te zijn, zoals we dat in Nederland waren. Want in een bus kun je niets anders dan ervaren dat je er bent, dagenlang – samen met het landschap, dat zich al voorbijtrekkend aan je ogen ontvouwt…
In Canudos aangekomen reden we meteen door naar de plek die voor ons het meest bijzonder is: de drooggevallen ruïnes van het oude dorp, die we nog nooit eerder met onze eigen ogen hadden kunnen zien.
Zoals men zegt: het lichaam gaat misschien wel per stoomtrein, maar de ziel gaat te voet. We kwamen aan bij de ruïnes, stonden er, keken er naar, maar voelden en ervaarden helemaal niets. Een rare gewaarwording. Nu, drie weken later, is het alsof onze ziel er eindelijk aan komt hobbelen en begint de rust heel langzaam over ons te komen. De rust om met mensen te zitten en samen naar de horizon te turen, net als in de film. Woorden zijn niet altijd nodig, bij het weerzien met de mensen die we gefilmd hebben en waar we nu naar terug keren. En dat is heel fijn.
Een onwerkelijke première
Op de ochtend van de première van de film werd Susanne ziek. Ze bleek het Chicungunya-virus te hebben. Een Afrikaanse ziekte die hier tot voor kort onbekend was, maar die sinds afgelopen mei gretig in Bahia om zich heen grijpt. Hij wordt overgebracht door dezelfde mug die ook dengue (knokkelkoorts) verspreidt, en is waarschijnlijk naar Brazilië meegelift met de mensenmassa’s die vorig jaar het WK kwamen bezoeken. De ziekte ziet eruit als een onfeestelijke fruitmand aan verschijnselen, alsof de virussen binnen in je lichaam een circusact uithalen: hoge koorts, hevige pijn in alle gewrichten, rode puntjes over heel je lichaam, krankzinnige jeuk die je zin geeft om stukken vlees uit je lijf te scheuren, een soort schurft achter je oren, en totale lichamelijke en mentale uitputting.
Later die ochtend bleek Marlinde het ook te hebben.
‘s Avonds lagen ze samen in bed in ons huisje aan het plein van Canudos Velho, op een steenworp afstand van de ruïnes. Wat ze van de première konden meemaken waren flarden van geluiden van de film, die vertoond werd op de buitenmuur van het kerkje nog geen 30 meter verderop. Daarna het geluid van applaus, en uiteindelijk de muziek van Landinho, de visser en accordeonist uit de film. Hij was kortgeleden 80 jaar geworden – voor ons een mooie aanleiding om de première om te bouwen in een feest tot zijn eer. Hij en zijn vrienden zorgden zelf voor de muziek. Voor Susanne was het een heel droevig en verwarrend begin van onze tournee.
Schoolstoelen en kerkbanken wachten op de première…
Voor Mendel was de première niet minder bizar. De hele dag verliep in een wirwar aan zorg en verpleging voor Susanne en Marlinde, die niet in staat waren uit bed te komen, afgewisseld met alles wat er nog moest worden geregeld voor de première. In een poging om dit moment, waar we zo naar toe hadden geleefd en gewerkt, toch nog enigszins samen te beleven, liep hij tijdens de vertoning telkens weer het plein over, het huis in. De avond verliep als in een vreemde roes. Was dit het nu? Waar sloeg dit in hemelsnaam op?
Behalve Landinho zat tussen het publiek ook Francisca de Osvaldo – de vrouw die aan het einde van de film vertelt hoe ze haar huis leeghaalde op het moment dat het water van het stuwmeer naar binnen stroomde. De eerste dagen hier hadden we bij haar gelogeerd. En als eregast, midden op de voorste rij, zat zangeres Maria do Carmo, die de hele film lang straalde en hartelijk om zichzelf moest lachen.
Na afloop lieten we een aantal korte filmpjes zien, gemaakt door kijkers uit Nederland, Duitsland en Zwitserland, die naar aanleiding van de film een bericht hadden opgenomen voor de mensen hier. Hun ontroering was voelbaar, en sloeg over op de mensen op het plein. En het hartelijke applaus dat Maria do Carmo daarna kreeg maakte de avond meer dan de moeite waard: niemand hier beseft wat voor een schat aan liedjes en gedichten zij in de loop van de jaren heeft voortgebracht.
Toen begon het feest voor Landinho. Ongeveer op datzelfde moment besloten wij dat Marlinde naar het ziekenhuis moest, in Uauá, een stadje 45 km verderop. Ze had hele hoge koorts en dronk nauwelijks, terwijl het snikheet was. Landinho hoorde al snel wat er aan de hand was en besloot te stoppen met spelen, waardoor zijn feest, dat maar amper was begonnen, alweer afgelopen was.
In het ziekenhuis aangekomen bleek dat ook Mendel al uren rondliep met dezelfde hoge koorts, en werden we alle drie ter observatie opgenomen. Om vier uur ‘s nachts mochten we gelukkig weer gaan, en konden we terecht bij de enige personen die we kenden in dat stadje: de mensen die geitenbellen verkochten op de markt van Canudos. Jaren geleden hadden we een hele dag bij hun aan huis doorgebracht, om honderden geitenbellen stuk voor stuk uit te kiezen, die inmiddels over half Europa zijn verspreid. We waren met ze bevriend geraakt, en hun dochter was naar de première gekomen en had vervolgens de nacht in het ziekenhuis bij ons gezeten. Drie dagen werden we door het hele gezin verzorgd, tot we de rit weer aandurfden, terug naar ons huisje aan het plein. De overblijfselen van de meest onwerkelijke première van ons leven waren inmiddels door een aantal vrienden opgeruimd, en in onze koelkast vonden we nog stukken taart die iemand speciaal voor ons had bewaard.
Ook Francisca, bij wie we eerder hadden gelogeerd, was de ochtend na de première ziek geworden met dezelfde symptomen. Ze is 88 jaar, en was door haar dochter opgehaald en meegenomen naar een stad 200 km verderop. We hadden al twee weken niets van haar gehoord. Bijna dagelijks reden we de afgelopen week langs haar huis met gesloten luiken, en maakten ons zorgen om haar. En vandaag ging plotseling de deur open en kwam ze naar buiten! Wat een blij weerzien, en wat een opluchting, dat het weer goed met haar gaat.
Helaas hebben we een aantal vertoningen moeten afblazen. Heel langzaam kregen we weer energie om de draad een beetje op te pakken. De totale uitputting door de ziekte, die ons vaak het gevoel gaf dat onze hersenen niet konden nadenken, wordt langzaam minder, en ook de gewrichtspijnen. Gisteren reden we met zangeres Maria do Carmo naar de markt van Canudos. Het was goed om weer met de kracht van onze eigen benen rond te slenteren, de geuren op te snuiven van vers voor ons gemalen peper en kaneel, en er beladen met fruit en groente weer vandaan te gaan.
En met de kracht die terugkomt krijgen we ook weer meer oog voor het moois om ons heen waardoor we kunnen genieten van het feit dat we er zijn, dat we hier zijn. Dat is goed.
En het is ook wat we jullie allemaal van harte wensen.
Met heel veel groeten uit de Sertão,
Susanne & Mendel