Hoofden, schouders, water en theater

Het dragen
In Salvador zagen we aan het einde van de middag een gezin – vader, moeder en zoon – het stalletje waarachter moeder de hele dag zoete cocos had verkocht uit elkaar halen en op drie hoofden mee naar huis nemen. Een paar stoelen, een tafelblad, metalen klappoten en een paar bakken cocos, alles wordt op het hoofd gezet en met z’n drieën verdwijnen ze in de verte.
Ver buiten de grote stad, in Rasinho in het binnenland van de gemeente Canudos, trekt elke vrijdagochtend een rij vrouwen met grote zware bakken kleding op het hoofd naar de put een paar kilometer verderop, om te wassen. Andere vrouwen lopen rond met grote bossen brandhout op het hoofd, en toen er geen waterwagen was werd er zo water gehaald.
De bossen brandhout zijn zwaar en de oudste vrouw van de groep, Otacila Guimarães, draagt verreweg de grootste bos. Als je kijkt hoe ze loopt zie je een rechtheid die je in Nederland zelden tegenkomt. Alle vrouwen, mannen en kinderen die iets te dragen hebben doen dat op hun hoofd. En ze gaan er niet onder gebukt. Als hun rug niet zo recht was zouden ze het gewicht niet kunnen dragen. Ze zouden hun evenwicht verliezen.
Wij komen uit een wereld van uitdrukkingen zoals “de schouders eronder”, “ergens onder gebukt gaan”, en “er viel een gewicht van mijn schouders”. Deze uitdrukkingen zijn onmogelijk te vertalen naar de mensen hier. Schouders worden hier niet gebruikt om te dragen. Schouders horen vrij te zijn, zodat je je handen beter kunt gebruiken ookal draag je de was van de hele week op je hoofd.
Overal waar we komen worden onze rugtassen met grote ogen bekeken. “Is dat niet heel vermoeiend, al die bagage?” werd ons al een paar keer gevraagd. Of “Krijg je geen rugpijn als je de hele dag met die tas op loopt?” Terwijl onze rugtassen echt niet zwaarder zijn dan de spullen die zij op hun hoofd zetten. We proberen dan ook uit te leggen dat wij het zo gewend zijn. “Jullie dragen alles op je hoofd. Dat hebben wij vorige week ook een paar keer geprobeerd, maar we kunnen het gewoon niet – het is zo onhandig, het wiebelt de hele tijd en na afloop hebben we een stijve nek. Want wij hebben geleerd om dingen op onze rug te dragen. En jammer genoeg lopen we daarom niet zo recht als jullie…”
Dit is volgens mij één van de grote verschillen tussen onze manier van leven en die van de mensen op het platteland hier. Het leven is er moeilijk. Alles wat je hebt is meestal nét genoeg. Er is geen werk; de oogst mislukt; bijna elke moeder heeft ooit één of meer kinderen verloren; het water raakt op en de gemeente stuurt maar geen waterwagen; en dan is er opeens wel ergens werk, maar het is zwaar en wordt zo slecht betaald dat je er weinig mee opschiet.
Maar niemand gaat eronder gebukt. Je leeft verder. Rechtop, zonder ingezakte schouders, met open hart en de ogen naar voren want het leven gaat tenslotte verder. En de hoop sterft niet, hij sterft pas als er niets anders meer over is. En daarom kun je eigenlijk niet zeggen dat hun leven zwaar is. Zwaar is niet het goede woord. Het leven is moeilijk en hard, maar je gaat er niet onder gebukt. Je zet je hoofd eronder en loopt kaarsrecht de toekomst tegemoet.

Ik moet denken aan Raimundo in Salvador (zie vorige nieuwsbrief). Na een paar dagen met hem opgetrokken te hebben kwam ik tot de pijnlijke conclusie dat de grote meerderheid van de mensen die ik in het centrum van Salvador had leren kennen verslaafd is. Velen aan cocaïne, velen aan alcohol, en sommigen aan allebei. Raimundo zelf kan geen halve dag zonder cachaça – een sterke uit suikerriet gedistilleerde drank. Toen ik aan hem vroeg waar dat nou vandaan kwam, waarom iedereen verslaafd was, dacht hij even na en antwoorde: “Het leven is een heel moeilijk iets. Dat geldt voor bijna iedereen op de hele wereld. Het is zwaar, en maar weinig mensen kunnen het leven rustig in de ogen kijken, het rechtop tegemoettreden, en er onbeneveld instaan. En dus kun je kiezen. Óf je doet wat men in Europa, Noord-Amerika en het Zuiden van Brazilië doet: je gaat hard werken om afgeleid te worden, je gaat geld verdienen om maar te ontsnappen aan de kalme rust die je zou dwingen het leven onder ogen te zien – daar heb je geen tijd meer voor want je hebt allemaal “belangrijke dingen” verzonnen om te doen. En zo bouw je een bloeiende economie op, die langzaam maar zeker onze hele planeet ten gronde richt. Wij in Bahia hebben niet zo’n werkersgeest. We zijn langzaam, en genieten van ons langzaam zijn. Werken is niet onze drugs. Dus zoeken we het ergens anders – als je het leven niet rechtop en in rust aankunt, heb je tenslotte iets nodig om je af te leiden. In de Eerste Wereld is men de planeet aan het verwoesten. Wij zijn niet zulke megalomanen, wij houden het klein en verwoesten onszelf.”
Wat een wereld van verschil met de mensen in Rasinho. Natuurlijk klagen ook zij over van alles en nog wat – dat doet ieder mens tenslotte. Maar de fierheid en onbeneveldheid waarmee ze hun leven tegemoettreden zonder er onder gebukt te gaan is iets wat ik nooit wil vergeten.

Rio do Vigário
De vrouw van onze vriend “de Dichter van Canudos” is voorzitster van de Arbeiderspartij in Canudos. De Arbeiderspartij is in de jaren 1970 opgericht door een groep metaalarbeiders en klom in 25 jaar tijd onder leiding van leider Lula op van Partij voor Ongeletterde Onderdrukte Arbeiders tot regeringspartij. Lula is nu bezig aan zijn tweede termijn als President van Brazilië, ookal merkt de Arbeiderspartij in Canudos daar weinig van. Ze hebben nauwelijks leden, maar de weinigen die er zijn zijn zeer actief, ookal krijgen ze er geen cent voor betaald. Via de vrouw van de dichter leerden we Marquinhos do PT kennen, “Marco’tje van de Arbeiderspartij”, een visser die nauwelijks tijd heeft om te vissen omdat hij de hele dag bezig is met rondrennen en lobbyen voor alles wat maar met het platteland van de gemeente Canudos te maken heeft. De gemeente Canudos is ongeveer zo groot als de provincie Utrecht, en Marquinhos kent alle zandwegen die niet op de kaart staan. We hebben een hele lange dag met hem rondgereden langs een serie dorpen die het ergst getroffen zijn door gebrek aan water. We hebben kennis gemaakt met een aantal inwoners uit elk dorp, en kozen na afloop 2 dorpen uit waar we ons thuis hadden gevoeld, en waar we graag een aantal dagen zouden willen doorbrengen.

Openbaar vervoer, telefoon en post lopen in Canudos via de schoolbus. De bussen worden door de gemeente betaald, en brengen ‘s ochtends kinderen naar de middelbare school in Canudos. ‘s Middags gaan ze weer terug naar de dorpen, en iedereen die mee wil mag gratis mee. Omdat er in de dorpen geen telefoon is worden ook telefonische boodschappen meegenomen: je belt de Vakbond van Landarbeiders, zij schrijven je boodschap op en geven hem mee met de bus die pal voor hun kantoor vertrekt. De volgende dag komt het antwoord dat ook weer bij de Vakbond op te halen is.

Het was dinsdag en we zaten in de schoolbus naar Rio do Vigário. Via Marquinhos was er afgesproken dat we een paar dagen in het huis van João de Salú konden slapen, de eigenaar van de waterwagen die het westelijke deel van de gemeente in droge tijden van water voorziet.
Sinds een jaar of 15 staat naast elk huis in de gemeente een cisterna, een grote watertank waar tussen de 4000 en 18000 liter water ingaat. In december of januari begint normaal de regentijd en loopt de tank vanzelf vol. Tot mei regent het nog regelmatig, en daarna moet je zuinig zijn. Eind augustus is het water meestal op, en vanaf dat moment ben je afhankelijk van de waterwagen. Als je geld hebt kun je hem gewoon bestellen. Afhankelijk van de afstand tot de dichstbijzijnde put of stuwmeer betaal je tussen de 10 en de 40 euro voor een vrachtwagen met 8500 liter water. Heb je dit geld niet, dan pak je je muilezel of zet je een emmer op je hoofd en loop je naar een put in de buurt. Als je geluk hebt komt daar zoet water uit, maar de meeste putten zijn brak. In dat geval ga je naar de plas waar het vee uit drinkt. Ondertussen hoop je dat de gemeenteraad snel besluit dat de nood hoog genoeg is om de waterwagen te gaan subsidiëren. Als het goed is gaat dat redelijk snel, maar in Canudos heeft de burgemeester op dit moment geen meerderheid in de gemeenteraad, en worden alle voorstellen die iets aan zijn populariteit zouden kunnen bijdragen door de oppositie geblokkeerd. Geen waterwagen dus, want volgend jaar zijn er weer verkiezingen en dan kan de oppositie lekker zeggen: “Vroeger toen wij burgemeester waren was er altijd een waterwagen; en nu niet; stem dus op ons, dan zorgen wij dat hij er weer komt.”
Op die manier wordt de waterproblematiek gebruikt om de bevolking te gijzelen. Zonder water kun je niet leven, en als je een paar maanden nauwelijks water hebt gehad ben je natuurlijk heel opgelucht en dankbaar als de een of andere politicus zorgt dat je eindelijk weer water krijgt. En stem je dus op hem. De politicus weet dat, en hij weet ook dit alleen werkt zolang het waterprobleem niet definitief opgelost is. Dus zal hij er niets aan doen om de situatie te veranderen.
João de Salú, bij wie we in huis waren, is eigenaar en chauffeur van de waterwagen in zijn deel van de gemeente. Gellukig heeft de gemeenteraad na 3 maanden dorst eindelijk toegegeven, en nu krijgt hij geld om te zorgen dat alle cisternas in zijn regio eens in de 60 dagen gevuld worden. Daar is hij zo’n 20 dagen mee bezig, en de overige 40 dagen leeft hij van privé opdrachten van mensen die extra water kunnen betalen, want eens in de 60 dagen is natuurlijk niet genoeg. Toen wij in Rio do Vigário kwamen waren er 30 dagen om, maar de meeste tanks waren al ver over de helft leeg. Eigenlijk zou de wagen elke maand moeten komen, maar zover is de oppositie nog niet.

Een soortgelijk verhaal geldt voor de electriciteit. Omdat het te duur is om over zulke grote afstanden stroomkabels te leggen zijn er in 2003 massaal zonnecellen uitgedeeld. Één zonnecel van 50 x 50 cm per huis. Plotseling waren de olielampen niet meer nodig, en nu hangen er in elk huis kleine 12 volt lampjes en staat de televisie prominent in de huiskamer. Maar de zonnecellen zijn nogal zwak, dus je kunt je televisie niet de hele dag aan laten staan zoals in Brazilië normaal is – ook als niemand kijkt; ook als je bezoek hebt; ook als je in een diepzinnig gesprek zit; altijd staat de televisie als een soort op-en-neer-springend behang luidkeels te tetteren. Als de accu nog goed is zijn de zonnecellen genoeg om het Journaal en een paar novelas (soapseries) te bekijken, maar het liefst had men de hele dag stroom. In alle gesprekken wordt de televisie genoemd als grootste reden om naar een vast electriciteitsnet te verlangen.
Deze zonnecellen werden in 2003 door de landelijke overheid geleverd, maar de toenmalige wethouder die hierover ging sloeg ze op in zijn schuur en bewaarde ze tot 2 weken voor de gemeenteraadverkiezingen. Hij wilde namelijk burgemeester worden. Hij ging er met zijn partijgenoten op uit en bracht ze langs bij alle mensen die beloofden op hem te gaan stemmen. João de Salú, bekend om zijn politieke opvattingen, heeft de zonnecel die voor zijn huis bestemd was nooit ontvangen. Maar hij is de rijkste persoon in zijn dorp, dus heeft hij er zelf maar een gekocht.
De wethouder won de verkiezingen, en zijn partij kreeg 2/3 van de gemeenteraad. Zijn tegenstander stapte naar de rechter, maar de nieuwe burgemeester had veel geld over voor advocaten en dus ging er twee en half jaar voorbij voordat hij uiteindelijk werd afgezet wegens het kopen van stemmen. Zijn tegenstander werd burgemeester, en die zit nu dus met een gemeenteraad die hem maar voor 1/3 steunt, terwijl de aanhangers van de afgezette burgemeester wrok koesteren en alles doen om hem dwars te zitten.

Rio do Vigário bestaat uit een 15-tal huizen, verspreid langs 2 km zandweg. Het centrum is het schooltje, dat gesierd wordt door een groot metalen armatuur waar ooit zonnecellen in hingen. De school had een volledige 220 volt installatie, met genoeg electriciteit voor de computers die ze nooit hebben gekregen. En op een mooie ochtend waren alle zonnepanelen en accu’s verdwenen. Niemand weet wie ze gestolen heeft, en sindsdien zit de school zonder stroom.
De inwoners van Rio do Vigário zijn één grote familie. Iedereen is oom, tante, neef, nicht en schoonbroer van elkaar, vaak zelfs via meer dan één lijn omdat er vooral onderling getrouwd wordt. Van de 15 gezinnen hebben er maar 4 een vader of moeder van buiten het dorp – de rest is allemaal uit Rio do Vigário en dus uit dezelfde familie afkomstig.

Een typische dag in Rio do Vigário ziet er als volgt uit:
Bij zonsopgang, om half 5, sta je op. Je gaat naar buiten om te kijken of alles in orde is met je geiten. Je zorgt dat ze wat water krijgen; afhankelijk van de situatie kan dit best wat tijd kosten. Daarna ga je op zoek naar voer voor de kudde. Ze krijgen wat maïs of katoenpitten, maar omdat die nogal prijzig zijn bestaat het grootste deel van het voer uit moeizaam verzamelde resten groen. Sommige mensen hebben een veld palma bij het huis staan – een cactus met grote dikke bladeren en weinig stekels, die in stukken gesneden aan de geiten gevoerd worden. Anderen gaan een mandacarú te lijf – een wilde statige kandelaarvormige cactus, die nadat de stekels verwijderd zijn gulzig door de geiten worden verslonden. Met dit soort werk ben je makkelijk tot 9 of 10 uur bezig. Daarna is het te heet om nog buiten te zijn, en doe je wat rustig werk binnenshuis of ga je op bezoek bij je neef. Alleen Verício is avontuurlijker. Hij gaat om 5 uur op weg naar een klein gebergte aan de horizon, want daarboven zijn nog groene bomen te vinden. Met een kapmes hakt hij grote bossen takken met bladeren bijeen, legt ze op zijn muilezel en om een uur of 10 is hij weer thuis. De geiten zijn dol op de bladeren van de incó.
‘s Middags blijft het heet, maar vanaf een uur or 3 is er nog van alles te doen. Een stuk van de schutting van de stal is kapot; één van je geiten zit de palma van je buurvrouw kaal te vreten en moet snel teruggehaald worden; de lek in de cisterna wordt langzaam groter en moet nu écht gerepareerd worden; je vrouw heeft zo’n last van haar oorsuizen dat ze naar de dokter wil maar de schoolbus gaat pas morgenochtend – misschien kan Antônio haar op zijn motor naar Bendegó brengen want daar komt een paar maal per week een dokter langs…

Vijf dagen waren we in Rio do Vigário. We hebben de mensen gevolgd in hun dagelijkse bezigheden en we zijn ongeloofelijk hartelijk ontvangen. Iedereen wilde ons in huis hebben, ons bekijken en met ons praten. Wat voor ons soms nogal genante momenten opleverde, omdat al die neven, nichten en ooms zó op elkaar lijken dat het gebeurde dat we een hele ochtend met Balbino mee waren gegaan op zoek naar palma; hem uitgebreid bij zijn werk hebben gefilmd; na afloop nog lang en hartelijk bij hem thuis hebben zitten kletsen en koffie drinken; weg gingen met het tevreden gevoel dat we een bijzonder mens hadden leren kennen; en hem dan 3 uur later, onverwachts in een ander huis, voor zijn oom aanzagen…

Raso Rasinho
Het tweede dorp lag in het zuiden van de gemeente Canudos, op zo’n 65 km afstand van Rio do Vigário. Raso, ook wel Rasinho genoemd. Hier nauwelijks geiten maar vooral koeien, die niet zo goed opgewassen zijn tegen de droogte en het vuilnis dat er overal rondslingert. Magere koeien sterven van de honger; dikke koeien sterven omdat de plasticzak die ze opgegeten hebben dit keer écht té groot was. Ze kunnen niet meer poepen en pissen, zwellen langzaam op en sterven een pijnlijke dood.
Een dode koe is een groot verlies voor zijn baas. Als je hem vraagt waaraan de koe is gestorven zegt hij dat het door de droogte komt. “Maar hij was helemal niet mager – hij leek juist opgezwollen” zeg je dan. “Ja, dan kwam het door het plastic” is het antwoord. Als je dan vraagt of het geen goed idee zou zijn als men vuilnis niet meer zomaar overal neer zou gooien, komt er geen duidelijk antwoord. Natuurlijk vinden ze het een goed idee, maar zelf kunnen ze zoiets toch niet regelen?
Een paar dagen later praat ik met iemand over de palma-planten, en hoor ik één enkele zin die me het gevoel geeft dat ik het begrijp. We hebben het over mest, en dan zegt ze dat palma beter groeit met vuilnis dan met mest – alle schillen en etensresten worden in de achtertuin tussen de palma uitgestrooid. Zo gaat het al eeuwenlang, en vroeger rotte de vuilnis gewoon weg en werd compost waar de planten mooi van konden groeien. Maar plotseling kwam er nieuwe vuilnis, die niet verrot. Je gooit de schillen, de etensresten en de plasticzak in de achtertuin en alles rot weg maar de plasticzak blijft liggen. Toch kom je niet tot de conclusie dat die plasticzak dan maar ergens anders heen moet, en langzaam verandert je tuin in een vuinisbelt.
We waren 4 dagen in huis bij João en Santinha, en hebben zoveel mooie, sterke en leuke mensen ontmoet dat ik er graag langer was gebleven. Toen we uit Rasinho vertrokken dacht ik dat ik ging huilen. Ik heb me zo thuisgevoeld tussen deze mensen en hun mooie kerkje… Zo’n ander leven, en toch – of juist daarom – zoveel mensen die je regelrecht in hun hart laten kijken; zoveel gesprekken die ik nooit meer wil vergeten; zo’n enorme kracht om uit te leven, zonder slecht humeur; zo’n geloof ook, in een God die oneindig veel groter is dan al die kleine krioelende mensjes – die alles te boven gaat, en die hen laat leven alsof ze in Zijn tuin wonen…

“Als een arme sterft laat hij niets achter;
als een rijke sterft neemt hij niets mee.
Dat is het enige verschil tussen de arme en de rijke.”

Balbino (Rio do Vigário)

“God geeft je een lijf, een hoofd, hersenen, handen,
ogen om te zien en een mond om te eten en te ruiken.
Hoe zouden wij dat alles dan kunnen gebruiken om te zeggen dat Hij niet bestaat ?”

Egídio (Rasinho)

En na vijf dagen is het dan weer tijd om terug te gaan naar Canudos. Zondag is er daar markt, de schoolbus van Raso brengt de mensen er gratis heen, en wij rijden mee. Drie weken geleden kwamen we uit Salvador en leek Canudos zo’n beetje het einde van de wereld. Nu is het plotseling de Grote Stad, met overal drukte en lawaai. En zoveel mensen… Uitgeput kopen we snel wat eten voor de komende dagen, schudden onze dronken vriend “de Dichter van Canudos” met een smoes van ons af en gaan naar het pension boven op de heuvel. We liggen op bed en proberen even te slapen. In de kamer naast ons staat de televisie keihard aan. Hier heeft men dag en nacht stroom, en dus kun je de hele zondag kijken naar een dikke schreeuwerige presentator die een onbenullig televisiespelletje met veel sirenes en flauwe grappen presenteert.

* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *

Tenslotte, voor wie nog verder wil lezen:

Theater
Om “110 jaar einde van Canudos” te herdenken heeft Brazilië’s meest controversiële toneelregisseur het boek Os Sertões van Euclides da Cunha bewerkt voor theater. Dit boek is verschenen in 1902, en is een schitterend geschreven analyse van de feiten en fouten die hebben geleid tot de verwoesting van Canudos. Het is onder de titel “De Binnenlanden” in Nederland verschenen, in een vertaling die jammer genoeg maar een vale afspiegeling is van het origineel. Voor wie interesse heeft en z’n Duits wil oefenen, raad ik de wonderschone duitse vertaling aan – “Krieg im Sertão”, voor 18 euro via Amazon.de te bestellen.
Regisseur Zé Celso heeft zijn fantasie de vrije loop gelaten en produceerde in samenwerking met een enorm toneelgezelschap uit São Paulo een 22-uur durend post-modernistisch schouwspel, dat verspreid over 5 avonden wordt opgevoerd, met een krijsende naakte homoseksuele Antônio Conselheiro gespeeld door de regisseur zelf. In grote schouwburgen in São Paulo, Rio de Janeiro en Salvador oogste het stuk veel succes, en er staan al uitvoeringen gepland in Europa. Volgende week wordt het opgevoerd op het voetbalveld van Canudos. Het is nog maar de vraag hoe dit zal vallen. De meeste mensen hier hebben nog nooit echt theater gezien; naaktheid en homoseksualiteit zijn taboe; en de kennis van jongeren over Antônio Conselheiro bestaat vaak enkel uit vage zinsnedes. De kerk en een aantal organisaties doen al jaren hun best om de herinnering en betekenis van het verleden voor deze streek te doen herleven, en de mensen bewust te maken van het feit dat er hier ooit een maatschappij heeft bestaan die nog altijd als voorbeeld en alternatief kan dienen voor de wereld waarin men nu leeft. De kans is groot dat dit theaterstuk door veel mensen als “echt” wordt aangezien, en in dat geval is het jarenlange werk van deze organisaties teniet gedaan, en zullen veel mensen Antônio Conselheiro enkel nog zien als een doorgedraaide gek.

Tegelijkertijd is dit misschien wel de allergrootste gebeurtenis die sinds de oorlog 110 jaar geleden in Canudos plaatsvindt. Tijdens het middageten hoorden we dat Gilberto Gil, in Nederland vooral bekend als zanger maar hier al 6 jaar Minister van Cultuur, één van de voorstellingen in Canudos komt bezoeken. Hij, en de rechterhand van president Lula, senator Suplicy, zijn bevriend met de regisseur en door hem overgehaald om zelf eens in Canudos te komen kijken. En Globo, het grootste landelijke televisiekanaal, komt een aantal episodes van het stuk filmen. Zulk hoog bezoek is hier al tientallen jaren niet geweest, en voor het behoud van het verleden van deze streek zou het heel mooi zijn als de landelijke overheid er nu eindelijk eens wat aandacht aan zou geven. De regisseur is een actie begonnen en heeft onder de titel “Maak de schade die wij Brazilianen in Canudos hebben aangericht weer goed” een paginagroot manifest in een landelijk dagblad gepubliceerd. Hij vraagt van de overheid maatregelen om Canudos na 110 jaar vergetelheid eindelijk iets terug te geven voor de verwoesting die lang geleden in naam van het Braziliaanse volk is aangericht. Canudos moet UNESCO-werelderfgoed worden en de regio moet een ontwikkelingsimpuls krijgen. Want, zo sprak de coordinator van het theatergezelschap gisteravond in de vergadering van de Gemeenteraad: “De mensen in Canudos hebben recht op een asfalt-verbinding met de buitenwereld. Ze hebben recht op mobiele telefoons. Ze willen zich verbinden met de wereld, en meedoen.”
Geen woord over het leven in het binnenland van de gemeente. Plaatsen als Rasinho en Rio do Vigário. De mensen daar staan mijns inziens véél dichter bij wat Canudos ooit was dan de mensen in de stad die nu de naam Canudos draagt. Deze stad is gebouwd toen het oude Canudos onder water verdween, maar bestaat tegenwoordig vooral uit nieuwkomers op zoek naar werk, die vaak geen enkele binding hebben met de geschiedenis van de streek. Terwijl het grote probleem in het binnenland juist de leegloop is. Iedereen die wij spraken houdt zielsveel van zijn geboortestreek en wil er liefst nooit weg. Maar er is geen werk voor de jongeren en de overheid heeft geen enkele interesse in het stimuleren van een duurzame plattelandssamenleving. Dus is men gedwongen weg te trekken, op zoek naar werk. Naar São Paulo, Salvador, Canudos.
De vraag waar ik dan mee blijf zitten is: als je kijkt naar de doelen van deze actie, is men dan Canudos aan het herbouwen? Of vaagt men de eeuwenoude droom van Canudos definitief van de kaart, om in plaats daarvan een stadje neer te zetten dat er precies zo uitziet als alle andere stadjes overal op de wereld? Met dezelfde problemen en hetzelfde onderontwikkelde platteland waarvan stadsmensen blij zijn dat ze er niet hoeven te wonen?

Al met al genoeg reden om te zorgen dat wij erbij zijn, volgende week.

Hartelijke groeten uit de Sertão,
Mendel en Susanne

Afgelegde afstand
intercitybus
stadsbus
schoolbus
auto
taxi
motor-taxi
waterwagen
liften: achterbank
liften: motorfiets
liften: pickuplaadbak
trein
lifttram
lopen
vliegtuig
veerboot
motorboot
roeiboot
zwemmen
duiken

totaal

2.430 km
642 km
106 km
232 km
43 km
4 km
2 km
38 km
13 km
34 km
34 km
5,1 km
456 km
9.200 km
63 km
14 km
9 km
16 km
3,3 km
13.344,4 km
This entry was posted in Nieuwsbrieven. Bookmark the permalink.