“Mijn moeder was zangeres, repentista, dat wil zeggen dat ze liedjes zong die ze ter plekke verzon. Vaak op bestelling, dat kon ze heel goed. De mensen dansten dan de hele avond, draaiden rond als kalkoenen. Wat hadden we vroeger mooie feesten in Canudos!
Aan het einde van de avond kwamen mensen soms vragen of ze een tekst die ze had gezongen op kon schrijven, omdat ze het zo mooi vonden. Maar m’n moeder wist dan helemaal niet meer wat ze had gezongen. Als een repentista klaar is met een liedje, is het weg en weet ze niet meer hoe het ging.
Ik maak ook liedjes, maar niet zo goed als m’n moeder. Ik moet heel lang nadenken over de woorden, en alles snel opschrijven anders vergeet ik het. Ik zing ook niet vaak want veel mensen hier willen me niet horen, dan schaam ik me ervoor.
M’n oma vertelde vaak verhalen over de oorlog van Canudos. Ze was 10 toen ze met haar moeder vluchtte, net voordat de stad werd omsingeld. Ze wist nog hoe de soldaten met hun kanonnen grote kogels afschoten, en als die uit elkaar knalden kwamen er heel veel kleine kogeltjes uit. Ze vond dat heel mooi om te zien, zei ze. Dom hé? Want als ze op je huis schoten bleef er van je huis niets over. Haar oudste zus was was Maria Professora, die was door Pelgrim Antonio aangesteld als lerares. Ze wilde niet weg uit Canudos en werd door de soldaten doodgeschoten.
Toen de mensen uit de stad kwamen vertellen dat Canudos onder water zou verdwijnen woonde ik nog bij m’n moeder. Wij wilden niet weg, we bleven tot het water kwam. Mijn tante geloofde dat Sint Antonio haar huis zou beschermen tegen het water. Maar toen het water kwam, heel plotseling, werden de meeste spullen die ze had door het water meegesleurd. Zijzelf vluchtte een heuvel op. Toen werd de heuveltop waarop ze zaten een eiland, en Landinho, de accordeonist, is ze met zijn bootje gaan redden.
Ai Canudos
Ik keek toe en zag het dorp verdwijnen. Nog nooit in m’n leven had ik zó veel water gezien. Ik heb vreselijk gehuild! Die dag schreef ik m’n eerste liedje. Ai Canudos. Als ik erover praat moet ik nog altijd huilen. Maar dat wil ik niet. Ik ben al lelijk als ik lach, stel je voor wanneer ik huil!
Hoe oud ik ben, dat weet ik niet, ik ben de tel al kwijt. Ergens in de zeventig. Maar ik vind mezelf nog jong. Niet zo jong als jullie, maar toch…
Godzijdank ben ik nooit getrouwd, want dan had ik misschien wel een slecht huwelijk gehad. Dat is veel erger dan niet trouwen. Ik had vroeger wel vriendjes, maar dat moest stiekem. M’n moeder mocht het niet weten, anders had ze ons laten trouwen. Maar ik had ook niet echt zin in verkering. De ene dag zei ik ja, en de volgende dag wilde ik het al niet meer. En de jongens die ik wel wilde, wilden mij niet.
Ken je dat lied van Luiz Gonzaga, over het meisje en haar pop? – “Als een meisje haar pop zat is, is dat het teken dat de liefde haar hart heeft veroverd.” Nou, ik ben mijn poppen dus nooit zat geworden! Ik ben net zo maagdelijk als de maagd Maria, ook al geloven veel mensen dat niet. God weet dat het waar is.
Nu heb ik last van m’n handen, ze doen erg pijn. De mensen maken er grapjes over: “Als ze nou nog een man vindt kan hij niet eens meer haar hand vasthouden!” (lacht)